THEMA: HET LIJDEN – IK STOND ERNAAST


Op deze dag leidt Chris Fictoor ons op het thema in en we gaan er met elkaar over in gesprek. Luisterend naar delen uit de Matthäus Passion wordt de thematiek geïllustreerd.

Thema
Actueel is de vraag wat wij samen kunnen doen aan lijden en geweld. Staan wij ernaast, aan de kant? Wat kunnen we doen om het te voorkomen, hoe kunnen we slachtoffers bijstaan en hoe moeten we daders benaderen? In de Lijdenstijd worden we met deze vragen geconfronteerd. Het Lijdensverhaal  versterkt onze vragen en helpt ons bij een antwoord.

Thema gedicht
Naast jouw lijden staat de leegte
die jou aanziet ongevraagd
wie er stil valt aan jouw zijde
deze ruimte toch betreedt
geeft de liefde weer haar plaats.

Inleiding op het thema: Ik stond ernaast

De taal kent vele uitdrukkingen rond de naaste. In de Christelijke traditie is naastenliefde een fundamenteel begrip. Ook is opmerkelijk dat, als we zeggen: ‘ik sta ernaast’, dit in grote lijnen twee dingen kan betekenen. En wel: ik sta er heel dichtbij. Maar ook: ik sta aan de kant, ik hoor er niet bij.

Die grote tegenstelling in het verstaan van dezelfde uitdrukking geeft een opmerkelijk spanningsveld aan. Waarin de mate van onze wezenlijke betrokkenheid wordt uitgedrukt bij de mens, of bij de gebeurtenis, waar we naaste getuige zijn.
Zoals bij het staan bij een lijdende mens. Daar immers worden wij geplaatst voor een dilemma. Want wat betekent precies: ik sta ernaast? Betekent het: ik sta jou bij, zoals we dat noemen? Of wordt het toch: ik stond erbij en keek ernaar? Soms denk je: ik had het ook zelf kunnen zijn, dit had mij ook kunnen overkomen, ik had hier ook zelf ziek kunnen liggen. Wat zou ik dan verwacht hebben van degene die naast mij staat, bekende of onbekende?

Uit de actualiteit kennen we vrijwel dagelijkse voorbeelden van ‘ik stond erbij en keek ernaar’. Omstanders bij een ongeval, een kijkers file op de andere rijbaan, toeschouwers van incidenten met geweld, schreeuwers met spreekkoren aan de zijlijn, zwijgende medescholieren bij iemand die gepest wordt. Wat drijft hen? Wat weerhoudt hen ervan een vinger uit te steken, of een helpende hand te reiken, of zelfs ertussen te springen? Eigen onzekerheid, of een gevoel van hulpeloosheid of machteloosheid? Is het angst die ons bekruipt als we ongevraagd worden geconfronteerd met iemand die lijdt, of iemand die geweld ondergaat? Het is immers confronterend een lijdende medemens in de ogen te durven kijken, de hand naar hem te durven uitsteken.
Ik herinner me nog als een heldere film in mijn geheugen de momenten in mijn leven dat ikzelf een klein ongeluk kreeg. Ik zie nog de vele gezichten die zich over mij heen bogen en hun blik. Een mengeling van hulpeloosheid en lichte sensatie. Tot iemand eindelijk de helpende hand uitstak en zorgde dat ik in het ziekenhuis terecht kwam.

In mijn herinnering zie ik ook weer de vele momenten dat we in ons gezinsleven afhankelijk waren van ambulancepersoneel, ziekenhuispersoneel, andere hulpverleners. De betrokkenheid. De oprechte poging om naast je te staan en professionaliteit en menselijkheid met elkaar te verenigen. Hoe hartverwarmend dat dit kan zijn.  Of soms ook, als deze grondhouding van helpenden toch even mislukt, hoe pijnlijk en eenzaam makend. Maar goed, ook zij zijn, net als wij, gewone mensen.
Misschien daarom ook wel dat ik me vaak afvraag hoe het in vredesnaam mogelijk is dat er mensen zijn die hulpverleners te lijf gaan? Is het uit wanhoop? Vanuit een hartgrondige roep: help mij alsjeblieft, help mijn naaste, mijn geliefde, laat mij, laat ons niet in de kou staan; waarom doe je niks, nu; doe iets!

Toch zijn er kennelijk ook heel andere drijfveren om tot geweld tegen hulpverleners over te gaan. Zoals de volgende grondhouding, die fnuikend kan uitpakken. Alleen ik bepaal hoe en wanneer hier hulp wordt geboden. Ik heb totaal geen boodschap aan jouw professionele houding of zorgvuldigheid, laat staan aan je terughoudendheid of het feit dat je niet alleen hier, maar ook elders hulp moet verlenen. Daar heb ik geen boodschap aan, jij moet binnen vijf minuten naast mijn probleem staan, dat is het enige dat voor mij telt.

Dat lijken, op het eerste gezicht, nog tamelijk onschuldige overwegingen, of lichtelijk opgewonden uitspraken. Maar helaas: de stap van toenemende opwinding naar daadwerkelijk geweld is vaak klein, heel klein. Plotseling kan zomaar een grens worden gepasseerd. Dan lijkt het geweld al niet meer te stoppen. Het gaat met mensen op de loop, slaat omstanders met stomheid, of werkt als een lont in het kruitvat op de reactie van medestanders. En we kennen allemaal de voorbeelden. In zo’n situatie kun je bovendien ook zelf zomaar terecht komen. Misschien ben je daar alleen maar gewoon uit nieuwsgierigheid even gaan kijken. Zo ging het bijvoorbeeld veel mensen vorig jaar in Haren ook.

En dan kan het zomaar gebeuren dat jijzelf plotseling staat naast een gewonde, of zelfs een stervende of een dodelijk slachtoffer. En openbaart zich de schokkende werkelijkheid en laat onafwendbaar zien welke de consequenties zijn van de lont die is ontstoken. Geschokt scharen mensen zich dan in drommen in een stille tocht. Leggen bloemen op de plaats des onheils. Bezoeken massaal herdenkingsdiensten. Op zoek naar het antwoord op de vragen die het bij hen oproept. Hoe kon dit gebeuren? En hoe moet ik mij hiertoe verhouden?

Met elkaar in gesprek
1.    Aan welke gebeurtenis uit je eigen leven moet je vooral denken bij de uitdrukking ‘ik stond ernaast’?
2.    Wat moet je concreet doen of laten als je wordt geconfronteerd met een lijdende medemens, met een gebeurtenis van geweld? Wat brengt het in jou teweeg, wat zijn je natuurlijke reacties, welke je angsten?


JS Bach – Matthäus Passion – Alt aria

Erbarme dich, mein Gott, um meiner Záhren willen.
Erbarm je over mij, mijn God, omwille van mijn klagen.
Schaue hier, Herz und Auge weint vor dir, bitterlich.
Zie hier, hart en oog weent om Jou, bitterlijk.

Inleiding:  Naast Jezus lijden staan

We staan dus stil bij wat het betekent: ik sta ernaast. Het is intrigerend wat het Lijdensverhaal van Jezus ons leert, als wij het lezen vanuit het perspectief hoe mensen om hem heen reageren op zijn lijden. Het tekent de verschillende soorten reacties die wij kennen en herkennen.

Bij onszelf, bij anderen die we tegenkomen in situaties van lijden en geweld. We lopen stap voor stap door het Lijdensverhaal en beschouwen de verschillende reacties van degenen die ernaast staan.
In Getsemane, de Hof van Olijven, bidt Jezus in doodsnood. Hij heeft voorzien wat er met hem gaat gebeuren. Hoe reageren zijn trouwe vrienden, die hij ooit heeft geroepen en die ervoor kozen hem te volgen, met wie hij jarenlang dag aan dag optrok, die hij onderwees, die zijn leerlingen zijn geworden. Jezus heeft hen meerdere malen gewaarschuwd wat er met hem stond te gebeuren. Zij zijn op dit cruciale moment niet in staat het goede antwoord te vinden op hoe zij Jezus bij kunnen staan. Ze slapen, hoewel Jezus tot drie keer toe een beroep op ze doet. Onderschatten zij de situatie? Is het lijdzaamheid? Of heeft de  verlatingsangst hun reactie al verlamt?
Jezus verzucht hartgrondig: ‘Konden jullie dan niet één uur wakker blijven met Mij? Blijf wakker en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken. De geest is wel van goede wil, maar het vlees is zwak.’ Met deze woorden toont hij zijn teleurstelling, terwijl hij tegelijk hun drijfveren op dat moment doorgrondt.

Het Lijdensverhaal confronteert ons vervolgens met de diepe teleurstelling die Judas ervaart bij Jezus. Judas was van de twaalf apostelen de enige uit Judea. De overige elf kwamen evenals Jezus uit Galilea. Hij was dus vanaf het begin al enigszins een vreemdeling in dit gezelschap. Wat bezielde Judas om Jezus met een kus te verraden? Hij kende immers de consequenties. Het Lijdensverhaal laat ons gissen naar zijn motieven. Was het vanwege de beloning van dertig zilverlingen? Een bedrag evenveel als vier maandsalarissen van een eenvoudige arbeider?
Judas was kasbeheerder. Soms kon hij zelfs de verleiding niet weerstaan daaruit af en toe iets achter te houden. Was het de zucht om geld die hem dreef? Of waren er ook politieke en andere persoonlijke motieven? Had hij zich Jezus’ leven heel anders voorgesteld? Had hij in Jezus liever de militante messiaanse verzetsheld en toekomstige wereldlijke koning gezien, waar velen in het begin op hoopten? Palestina was immers door de Romeinen ingelijfd en velen verwachtten dat Jezus de bevrijdende Messias zou zijn. Vond Judas dat Jezus zijn politieke potentie had verkwanseld?
Sommigen menen dat Judas zelfs een doorbraak wou forceren, door zijn onderhandelingen met de Joodse overheden. Maar van de onvermijdelijke consequenties van door hem gesloten deal kon hij definitief niet meer terug. Bij Jezus’ arrestatie houdt deze Judas onmiddellijk een spiegel voor over diens gedrag: ‘Vriend, ben je daarvoor hier?’  Alle tragiek van Judas’ besluit komt in deze korte zin samen. Uiteindelijk pleegt Judas zelfmoord.

Na de scene in Getsemane en de verraderlijke kus van Judas worden de reacties van mensen om Jezus steeds pijnlijker. Zij staan ernaast, dat wil zeggen vooral afzijdig. Als hij gevangen wordt genomen zijn er nog wel de laatste stuiptrekkingen van de vechtlust van sommigen, die het voor Jezus opnemen. Een volgeling trekt een zwaard. Maar Jezus geeft ook hem direct repliek over zijn gedrag: ‘Allen die naar het zwaard grijpen zullen door hetzelfde zwaard omkomen’. Om er gelijk aan toe te voegen, gericht aan degenen die hem oppakken: ‘Alsof Ik een bandiet ben, zo zijn jullie op Mij afgekomen.’ En dan zegt het evangelie met een tragische ondertoon: toen hij dat gezegd had lieten de leerlingen hem in de steek en ze vluchtten weg. Wegvluchten, dat is kennelijk wat er nog rest. De vechtlust is verdwenen. De machteloosheid lijkt te hebben gewonnen.

In deze uitzichtloze situatie is er nog één uitzondering. Petrus blijft Jezus nog volgen. Is het naïef, of uit nieuwsgierigheid, of toch nog uit ijdele hoop? Of herinnerde Petrus zich zijn eerdere woordenwisselingen met Jezus, toen deze zijn lijden en dood had voorspeld, en Petrus hem zei dat hij dat nooit zou accepteren? Was het alsnog schuldgevoel? Maar al snel blijkt dat iets in hem sterker is dan trouw aan Jezus’ lijden. Bij Petrus overwint zijn eigen doodsangst om zelf herkend en opgepakt te worden. En tot drie keer toe ontkent hij dat hij Jezus ooit gekend heeft. Dit later tot zijn eigen grote verdriet. Een schijnbaar, eenvoudige, maar effectieve leugen om eigen bestwil. Zo kan een omstander reageren. Maar dat verwacht je zeker niet van je beste vriend.

Dan volgen de gekende en stuitende reacties van eigenbelang en macht, ingegeven door politieke motieven. Angst om eigen macht- of gezichtsverlies. Hogepriesters en schriftgeleerden maken Jezus verdacht en veroordelen hem. Zelfs als hij dood is bevelen ze nog zijn graf te beveiligen. Je hoort ze denken: je kunt nooit weten wat zijn dood betekent voor onze machtspositie. Hij heeft immers ook nog het nodige voorspeld van wat er na zijn dood zou gaan gebeuren.
Van de machthebbers is Pilatus de meest laffe en tegelijk is zijn houding doorslaggevend. Hij wast voor de ogen van het volk zijn handen in onschuld, ondanks de waarschuwing van zijn vrouw, en levert Jezus over om gemarteld en gekruisigd te worden. Hij bespeelt de massa zoals machtspolitici dat kunnen. Wie willen jullie dat ik vrijlaat: Barabbas of Jezus? De volksmond kiest en Pilatus laat zijn oor hangen naar dit grosse Volksempfinden. Wij zouden het tegenwoordig de zwarte kant van populisme noemen.
Dat het geweldsgedrag in het Lijdensverhaal hierdoor alleen maar zal toenemen valt te verwachten. Kruisig hem, roept het volk. Het geweld om Jezus heen en tegen hem komt in een onvermijdelijke spiraal. Soldaten ontkleden, bespotten en martelen hem, slaan hem aan het kruis en doorsteken uiteindelijk zijn zijde met een lans om zeker te zijn van zijn dood.
En wat doen de omstanders, de voorbijgangers ter plekke? De massaal roepende volksmond van de voorbijgangers bij het kruis doen ons helaas denken aan actuele voorbeelden, ook uit ons eigen land. Bij situaties waar geweld en het maken van slachtoffers aan de orde is. De ernst van de situatie weg relativeren en hebben originele slagzinnen bedacht. Hij zei dat hij de koning van de Joden was. Nou zie je maar. Hij kan zichzelf niet eens redden. Geef hem een spons met azijn, hij heeft kennelijk dorst. Dat alles tekent het gedrag van de voorbijgangers bij het kruis, inclusief de schriftgeleerden . Schamperheid, kleineren, spotten.  Ironie, cynisme en sarcasme voeren de boventoon.

We zingen:
Naast jouw lijden staat de leegte, die jou aanziet ongevraagd. Wie er stil valt aan jouw zijde, deze ruimte toch betreedt, geeft de liefde weer haar plaats.

JS Bach: Matthäus Passion – Bas aria nr. 75

Mache dich, mein Herze, rein, ich will Jesum selbst begraben.
Maak jezelf, mijn hart, rein, ik wil Jezus zelf begraven.
Denn er soll nunmehr in mir für un für seine süsse Ruhe haben.
Want Hij zal veeleer  in mij meer en meer zijn zoete rust hebben.
Welt, geh aus, lass Jesum ein!
Wereld, ga uit, laat Jezus binnen!
Mache dich……….

Inleiding: Jezus’ leven: een stap terug

We zetten nu eerst een stap terug in de tijd van Jezus’ leven. Hoe gedroeg hij zichzelf als naaste van situaties van lijden en dood? Er loopt een opvallende rode draad door zijn belangrijkste reactie in dergelijke situaties. Tegen de Romeinse centurio in Kafarnaüm, wiens kind verlamd thuis ligt zegt Jezus: ‘Ik zal het genezen. Ga maar naar huis, het mag gaan overeenkomstig uw vertrouwen.’  Op datzelfde uur werd zijn kind beter. Tegen de vrouw die al twaalf jaar vloeide en de zoom van zijn kleren aanraakt zegt Jezus: ‘Uw  vertrouwen is uw redding’. En zij werd gered. In de situatie waarin Jezus een demon uitdrijft vragen zijn leerlingen hem met verwijtende ondertoon: ‘Waarom konden wij hem niet genezen?’ En dan zegt Jezus: ‘Omdat je te weinig vertrouwen hebt. Ik verzeker jullie: als je vertrouwen hebt zo groot als een mosterdzaadje, dan zeg je tegen een berg: ga van hier naar daar, en hij gaat. Niets zal jullie onmogelijk zijn.’

Vertrouwen. Dat is niet alleen vertrouwen op een goede afloop, zo wordt wel duidelijk. Dus niet: als je maar vertrouwt zal iedereen wel genezen van zijn ziekte. Nee, het gaat hier om een diep vertrouwen in de ander. Waarbij het dus niet meer om gaat om jou, om jouw zorgen, om jouw gevoel van machteloosheid. Ten diepste gaat het erom dat jij de ander vertrouwt. Jezus beproeft hen op hun vertrouwen in hem en op hun vertrouwen in de helende kracht van de liefde, die het eigenbelang ondergeschikt gemaakt. Hij zegt: ‘Breek met jezelf, neem je kruis op en volg Mij. Wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Wie zijn leven verliest zal het vinden. Immers: wat kan een mens geven in ruil voor zichzelf?’ Dat laatste is prachtig. Jij kunt jezelf niet inruilen. Dit is jouw leven, jouw opdracht. Vertrouw daarop. Zelfs, of juist vooral als je wordt geconfronteerd met het lijden van anderen. En we weten allemaal: hoe dichter die ander bij jou staat, hoe meer jij je betrokken en geliefd voelt door die ander, hoe bedreigender voor jou diens lijden. En wat kan jij dan geven? Wat betekent dan voor jou, als naaste: je leven verliezen om het te vinden?

We zingen:
Zie, ik zal jou troosten, ik zal jou troosten, tot jij mijn nabijheid in stil verheugen vindt, in stil verheugen vindt.

Inleiding: Naast Jezus’ lijden staan

Laten we nu de laatste stap zetten in het Lijdensverhaal . Daar zien we totaal andere reacties. Het lijkt of deze reacties gewoon te laat komen, want het drama is immers onafwendbaar geworden en het leed is al geschied. Toch weten wij dat daaroverheen het perspectief van Pasen gloort.
Zeker is dat we, vanuit het perspectief van de naasten en de omstanders, hier in het lijdensverhaal een plotselinge ommekeer zien als Jezus sterft.

Bij sommige omstanders slaat sarcasme om in angst en zelfs erkenning. Een Romeinse centurio en zijn mannen staan erbij. Zij worden bang en stamelen onthutst: ‘Werkelijk, hij was de zoon van God.’ Ten opzichte van degenen die werkelijk macht over Jezus wilden uitoefenen vallen deze reacties des temeer op, door het contrast. Betekende dit nu de mislukking van de opzet van machthebbers om de visie en invloed van Jezus om zeep te helpen?
De reacties van de naasten rond het Kruis zijn veelbetekenend en een spiegel voor ons eigen gedrag in situaties van lijden en geweld. Daar is de misdadiger die met Jezus wordt gekruisigd, en aan Jezus vraagt hem te vergeven.  Er zijn degenen die trouw en zwijgend aan de zijde van Jezus blijven, ondanks alle reacties van omstanders. Het zijn vooral betrokken vrouwen. Zijn moeder Maria; haar zuster, Maria de vrouw van Klopas; en Maria van Magdala. En Johannes, de leerling van wie hij hield. Jezus neemt afscheid van hen en wijst hen op hun onderlinge liefdevolle betrokkenheid. Tegen Maria: ‘Vrouw, daar is nu je zoon.’ En tegen Johannes: ‘Ziehier je moeder.’

En dan zijn er degenen die wél de helpende hand naar Jezus uitsteken. Simon van Cyrene, die Jezus hielp zijn kruis te dragen. Nikodemus, die Jezus balsemt. En Jozef van Arimathea, die aan Pilatus om het lichaam van Jezus durft te vragen en een graf ter beschikking stelt. Dit ondanks de druk van politieke en religieuze machthebbers, die overigens nog steeds bang zijn wat er kan gebeuren. Zeker gezien de belofte van Jezus: na drie dagen zal……
En uiteindelijk op die cruciale derde dag zijn er de Maria’s bij het graf, na Jezus’ verrijzenis. Zij haasten zich het bijzondere nieuws te vertellen. Zij gingen snel van het graf weg, vol angst én met grote vreugde. Ze liepen hard om het de leerlingen te gaan vertellen. Hun reactie spant de kroon op alle reacties die ons passeerden in het Lijdensverhaal. Zij personifiëren de meest menselijke kant van naasten, die het meest intens hebben meegeleefd met de hele lijdensweg en het sterven en de begrafenis van Jezus. Natuurlijk overvalt hen een mengeling van angst en vreugde als zij zien hoe de steen is weggerold.

Het is prachtig om te zien, in het perspectief van Pasen, dat juist degenen die als naasten de lijdende en stervende het meest hebben liefgehad, die het meest hebben meegeleefd, dat juist zij het eerst mogen vernemen waartoe dit hele lijdensproces was bedoeld: om te laten zien dat, hoe wij als mens ook reageren, hoe onmachtig wij ook kunnen staan, de dood het laatste woord niet heeft.

Het Hooglied zingt ons voor: liefde is sterker dan de dood. Het Paasverhaal houdt ons voor: als jij je opsluit in je graf, de steen op je hart en ziel niet wegrolt, dan voel je de dood al in je leven. En op die wijze kun je ook niet werkelijk open staan voor het lijden van een ander. Het tekent onze religieuze grondhouding en overtuiging, dat onze opdracht is de graven in ons eigen leven te openen en de ander de hand te reiken, die zijn best doet hetzelfde in zijn of haar leven te doen, ook in lijden en sterven. Zo als naasten met elkaar om te gaan kunnen wij zien als een bijzondere Godservaring.

In Vesperdienst zingen wij: Stabat Mater dolorosa (Tekstbewerking Kees Waaijman)

Wenend stond zij
bij het kruis haar kind
een gehangene

In diepe smart
haar hart doorboord
door een zwaard

Hoe ontluisterd zij
eens gezegend
om haar enige

Hoe gepijnigd zij
ziet haar kind
onschuldig lijden

Wie blijft onbewogen
bij dit leed haar kind
gods leven sterft

Wie kan aanzien
hoe zij weent om hem
gods leven lijdt

Om onze schande
ziet zij hem gebogen
onder geselslagen

Ziet zij haar kind
van god en mens
verlaten sterven

Lieve moeder laat mij
diep het lijden voelen
dat ik lijd met jou

Laat mijn hart in hem
opgaan branden
in gods liefde leven


Sla zijn wonden
diep zijn kruisiging
mij in het hart

Laat mijn smart
de smart zijn van
jouw kind dat lijdt om mij

Laat mij met jou huilen
medelijden mij
met hem gekruisigd

Wenend een met jou
bij het kruis staan
mijn zielsverlangen

Zuiverste o wil mij
niet verbitterd schuwen
laat mij met jou treuren

Laat mij zijn wonden
mij zijn lijden dragen
raak mij met zijn dood

Laat zijn striemen mij
laat zijn kruis zijn bloed
mij doordrenken

Zuivere bewaar mij
voor de dag die doemt
mij verstikt in vuur

Bij mijn heengaan o god leven
breng tot bloei mij
door jouw moeder

Door de dood heen
laat het paradijs
mij in jou bereiken