Inleider: Jos Moons sj
Jos Moons is Jezuïet in Amsterdam. Hij werkt als studentenpastor voor de theologiestudenten en is promovendus aan de Faculteit Katholieke Theologie. Het proefschrift gaat over het Tweede Vaticaanse Concilie. Hij schrijft o.a. voor het onlinetijdschrift http://www.igniswebmagazine.nl.

Inleiding op het thema
Moons stelt zichzelf voor. Hij is priester gewijd voor het bisdom Rotterdam. In zijn opleiding kwam hij in aanraking met de Jezuïetenorde. Hij is in 2009 ingetreden en voelt zich erg thuis in deze traditie.

Nicolaas Sintobin heeft een boekje geschreven: Jezuïetengrappen. Daarin probeert hij de spiritualiteit van de orde uit te leggen.
Een man komt bij een Franciscaan: kunt u een noveen voor mij houden, dan kan ik een Lexus winnen in de loterij. Wat is een Lexus? Een prachtige grote auto. Nee, dan kan ik u niet helpen. Wij houden van eenvoud. Hij komt bij een Benedictijn:kunt u een noveen voor mij houden, dan kan ik een Lexus winnen in de loterij. Wat is een Lexus? Een prachtige grote auto. Nee, dan kan ik u niet helpen. Wij houden van eenvoud. Hij komt bij een Jezuïet: kunt u een noveen voor mij houden, dan kan ik een Lexus winnen in de loterij. Wat is een noveen?

Deze grap geeft de spiritualiteit van de Jezuïet weer: geen liturgische fijnzinnigheden. De deskundigheid van de Jezuïeten is de wereld. Vandaar ook het thema van de dag: God leren vinden in de wereld.

Kerstmis in één zin: God verbindt zich met de geschiedenis. Niet als boodschappenjongen, maar hij wil zelf in de geschiedenis zijn. Daarom: God vinden in deze wereld.

De inleiding bestaat uit twee delen:
1. Het kan: God vinden in de wereld
2. Hoe kan dat? Wat moet je doen?

 

1.    Het kan: God vinden in de wereld

Wij lezen een stukje uit de openingstoespraak Vaticanum II van Johannes XXIII  op 11 oktober 1962.

“Zoals wij in de dagelijkse uitoefening van Ons herderlijk ambt ervaren, gebeurt het dikwijls dat niet zonder Onze oren te kwetsen stemmen van sommigen tot Ons doordringen, die, ofschoon zij getuigen van een vurige godsdienstijver, toch niet genoeg blijk geven van de juiste maat en van een voorzichtig oordeel bij het onderzoeken van de toestand. Wat zij kunnen in de moderne tijd slechts ondergang en rampen zien; zij plegen te zeggen dat onze tijd in vergelijking met vroegere eeuwen steeds slechter wordt; zij gedragen zich alsof zij niets uit de geschiedenis geleerd hebben, welke toch de leermeesteres van het leven is en alsof tijdens vroegere Concilies alles verliep in de volle triomf van de christelijke leer, van het christelijk leven en van de rechtmatige vrijheid van de Kerk.” 
(Moons: mensen die het verleden verheerlijken, moeilijk open staan voor de moderne tijd).

"Wij zijn echter van mening dat Wij het in het geheel niet eens kunnen zijn met deze onheilsprofeten, die altijd rampzalige gebeurtenissen voorspellen als het einde van de wereld voor de deur staat. In de tegenwoordige loop der gebeurtenissen, waarin de menselijke maatschappij een nieuwe ordening schijnt in te gaan, dient eerder de geheimzinnige leiding van de Goddelijke Voorzienigheid erkend te worden, die in de opeenvolging der tijden door het werk van de mensen zelf en meestal boven hun verwachting uit haar doel bereikt en alles, ook de geschillen onder de mensen, met grote wijsheid op het welzijn van de Kerk weet te richten."


In die tijd gold: wil je weten wat waar is dan moet je luisteren naar de Paus. Geen eigen mening, volgzaam zijn. Vasthouden aan het verleden, toen was het goed. Johannes XXIII is het daar niet mee eens.

God zoeken en vinden in alle dingen

Paus Franciscus - hij lijkt op Johannes XXIII -, zegt in zijn interview dat is opgenomen in alle Jezuïetenbladen over de hele wereld: God is in het verleden, God is in de toekomst, maar God is ook in het heden. (http://www.streventijdschrift.be bladzijde 18 en 19)

Hierbij de tekst. De interviewer stelt: “Het discours van paus Franciscus over de uitdagingen van vandaag is nogal gedurfd. Jaren geleden schreef hij: om de werkelijkheid te beschouwen moet je een gelovige kijk hebben, anders zie je slechts een gefragmenteerde werkelijkheid, in stukjes. Dit is ook een van de thema’s van de encycliek Lumen Fidei. Ik heb ook enkele passages voor de geest uit de pauselijke toespraken tijdens de Wereldjongerendagen in Rio de Janeiro. Ik [de interviewer] citeer hem: ‘God is reëel als hij zich vandaag openbaart’; ‘God staat aan alle kanten’. Het zijn zinnen die de volgende ignatiaanse uitdrukking weerspiegelen: ‘God zoeken en vinden in alle dingen’. Ik vraag dus aan de paus: ‘Heiligheid, hoe doet men dat: “God zoeken en vinden in alle dingen”?’. [De paus] ‘Wat ik in Rio heb gezegd, heeft met een opvatting van de tijd te maken. Je kunt er immers toe verleid worden God te zoeken in het verleden of in de toekomst. God is zeker aanwezig in het verleden, namelijk in de sporen die Hij nalaat. Ook is Hij aanwezig in de toekomst, als belofte. Maar God is ook, laten we zeggen, “concreet”, Hij is nu. Daarom helpt klagen nooit, maar dan ook nooit, om Hem te vinden. Het tegenwoordige gejammer over hoe het er in de “barbaarse” wereld aan toegaat, leidt soms binnen de Kerk tot verlangens naar orde, begrepen als puur behoud en verdediging. Neen, God ontmoet men hier en nu’. ‘

God manifesteert zich aan de hand van een historische openbaring, in de tijd. De tijd zet ontwikkelingen in gang, terwijl de ruimte die materialiseert. God bevindt zich in de tijd, in ontwikkelingen die aan de gang zijn. Het is niet nodig de voorkeur te geven aan ruimte boven tijd, aan plaatsen waar je macht gevestigd is, ten nadele van historische ontwikkelingen, ook al duren die lang. Wie dit inziet gaat de voorrang geven aan acties die nieuwe dynamieken genereren. En dat vergt geduld en verwachting’. ‘God ontmoeten in alle dingen is geen empirisch eureka. Willen wij God ontmoeten, dan wensen we hem onmiddellijk via een empirische methode waar te nemen. Maar zo ontmoet men God niet. Men ontmoet hem in de lichte bries van Elia. De zintuigen die God op het spoor komen, zijn, wat Ignatius noemt, de “spirituele – of geestelijke – zintuigen”. Ignatius vraagt ons onze geestelijke gevoeligheid aan te boren om God te ontmoeten over de grenzen van een puur empirische benadering heen. Dit vergt een contemplatieve houding, namelijk een aanvoelen dat men op het goede spoor zit qua begrip en gevoelens, in verhouding tot de dingen en de situaties. Dat wat aanwijst dat men op het juiste pad zit, is het teken van een diepe, innerlijke vrede, van geestelijke troost, van de liefde van God en van alle dingen in God’.

God is in de geschiedenis te vinden. Dat spreekt niet vanzelf. Ook bij ons zijn onheilsprofeten. Dat zijn mensen van de winter, van het donker. Wij kijken niet diep genoeg als we alleen naar de kerk kijken. Het gaat ook om het gewone leven. Ouders hebben het vaak moeilijke als de kinderen uit huis gaan. Ze krijgen eigen gewoontes, hun huis is te schoon, of juist niet schoon genoeg, ze gaan anders om met geld. En als er kinderen komen: de opvoeding is niet goed, veel te veel speelgoed. Ouders hebben het dan moeilijk om het mooie te zien. Ze zijn dan mensen van de winter, zien alles donker in. Daar tegenover mensen van het licht. Het kerstkind in de wereld. God is in het heden, zoals Johannes XXIII en paus Franciscus aangeven.

Er zijn twee reacties van mensen op het donker: cynisme en activisme.
Cynisme: wat je ziet kraak je af, je probeert het uit je leven te bannen. Voorbeeld: ik leef met een aantal broeders in één huis. We hebben een vaatwasser. We horen de piep: dan zal de een, ik ook, gaan uitpakken en de ander snel weg gaan. Ik kan dan cynisch gaan doen, en de andere afkraken. Een andere houding is de ander gaan aanspreken en hem pressen om anders te gaan doen: dat is activisme. Ook je reactie op wat gebeurt binnen de kerk kan zijn: cynisch, afkraken of je gaat de strijd aan.

Cynisme: God is er niet, het is niks, het was niks en het wordt niks. Activisme: ik zal zorgen dat God in de wereld te vinden is. Beide zijn ontkenningen dat God in de wereld te vinden is.

Vandaag gaat het niet over de wereld veranderen, maar hoe kun je een andere houding aannemen, voor je je op buiten gaat richten.

 

2.    Hoe kun je God vinden in de wereld?

Thuis raken in de wereld van de binnenkant, je ziel. We volgen Ignatius.
Ignatius was een ridder. Hij had veel plezier in het zwaard hanteren, in overwinningen en in jonkvrouwen. Hij had een sterke verbeelding. Bij de verdediging van een kasteel wordt zijn been geraakt, verbrijzeld. Na herstel blijkt het ene been korter dan het ander. Hij laat het opnieuw breken en rekt het op. Op zijn ziekbed droomt hij over overwinningen en strijd of over heiligen. Het enige boek dat hij heeft gaat over heiligenlevens. Hij merkt dat er een verschil in nasmaak is, de afdronk is anders: de ridderij is geweldig maar na een kwartier weer verdwenen. De heiligenlevens bleven smaak geven. Dit wordt het begin van zijn leerweg van de innerlijkheid. Hij gaat onderscheid maken in wat er in zijn ziel gebeurt. Onderscheid maken in wat meeweegt in wat hij doet. Het is een leerweg ook voor Ignatius.

Op een gegeven dag ontmoet hij op een reis een moor, een moslim. Zij raken in gesprek en hebben het over Maria. De moor gelooft niet in de onbevlekte ontvangenis van Maria. Dat leidt tot onenigheid. De moor gaat weg op zijn paard. Ignatius is heel kwaad. Hij komt bij een splitsing: moet hij rechtsaf naar het dorp gaan of moet hij de moor achterna gaan, verhaal halen. Hij weet het niet en laat de ezel kiezen. Deze slaat rechtsaf. Ignatius kan nog geen onderscheid maken, hij heeft nog veel te leren. Naarmate we meer volwassen christen worden hebben we minder ezel nodig.
Kerstmis: als je gevoelig wordt voor wat er om je heen gebeurt dan vind je God. God is te vinden in de geschiedenis, in de wereld.
In de ziel gebeurt het donker: cynisme, activisme, maar ook de vrucht van de geest, vrede, goedheid, schrijft Paulus. Dat maakt het mogelijk om mild te denken, vanuit gulheid, rust, verzoening.

Richtlijnen die Ignatius geeft om de verschillende bewegingen die in de ziel veroorzaakt worden enigszins te voelen te onderkennen; de goede (mildheid) om er op in te gaan, de slechte (cynisme, activisme) om ze te laten.

Derde richtlijn: de geestelijke vertroosting
(de manier waarmee God zich met mijn ziel verbindt)

Ik spreek van vertroosting wanneer er in de ziel een innerlijke beweging wordt veroorzaakt waardoor zij gaat ontvlammen in liefde voor haar Schepper en Heer. En vervolgens, wanneer zij niets wat op het aardoppervlak geschapen is op zichzelf kan liefhebben, maar alleen met het oog op de Schepper van dat alles.
Eveneens wanneer zij tranen stort die haar tot liefde voor haar Heer bewegen, of het nu is van smart over haar zonden of over het lijden van Christus de Heer of over andere zaken die in zijn dienst en lof op de juiste manier geordend zijn.

Tenslotte noem ik vertroosting elke vermeerdering van hoop, geloof en liefde en elke innerlijke blijdschap die een oproep en aantrekking inhoudt tot het hemelse en het eigen heil van de ziel en haar aldus rust en vrede geeft in haar Schepper en Heer.


Dit zijn bewegingen die je moet ontvangen, overdenken en na genieten. Onderscheiding der geesten is de kunst steeds meer thuis te raken in de beweging: welke kies ik uit en herkauw ik, welke laat ik ( cynisme, frustratie, activisme ). Door te laten creëer je ruimte voor andere bewegingen. Je ontdekt: God is niet in de hevige wind, in de storm, Hij is in de zachte bries.

Kerstmis: God verbindt zich met de geschiedenis, ook hier en nu. Kerstvieren is steeds meer open staan voor God in onze wereld.


In groepen uiteen

We gaan in groepen uiteen met de volgende vragen:

Het goede zoeken en vinden

Wat in jouw wereld, jouw leven, beleef je als goed?
Hoe ga je om met die goede zaken? Hoe beleef je ze?
Je hebt een bepaalde manier van doen; wat wil je zo houden, wat wil je anders?

God zoeken en vinden
Waar in jouw wereld, jouw leven, vind je God? Hoe ga je om met God?
Je hebt een bepaalde manier van doen; wat wil je zo houden, wat wil je anders?

Omgaan met het donkere
Wat in jouw wereld, jouw leven, beleef je als slecht of donker?
Hoe ga je om met die zaken? Hoe beleef je ze?
Je hebt een bepaalde manier van doen; wat wil je zo houden, wat wil je anders?

Er is geen terugkoppeling. Wel een enkele vraag.

Kun je God zoeken of meer God ervaren.
Zoeken is meer actief; ervaren is meer toelaten, het goede geschonken krijgen en dat uitpakken. Het is beide: als je heel druk bent met mistoestanden, cynisch, activistisch, dan sta je niet open. Je moet je best doen om een andere houding te vinden. Dat begint met je te realiseren dat je cynisch, activistisch bezig bent. Je moet zorgen dat je rust vindt, stilte zoeken, niet door alles afgeleid.

In de katholieke kerk praten we weinig over God, over gebed. Het gaat vooral over activiteit, je inzetten voor. Ik word er soms doodmoe van.

Inderdaad je moet ook praten over wat er in je ziel gebeurt. Maar daar ook weer niet te veel over praten.

Je moet doen wat je helpt. Dat kan alles zijn, alles is vrij, maar ook met een beperking: wel doen wat helpt.

kaars

 

Meditatie: het levensgebed

Jezuïeten doen aan het eind van de dag het levensgebed. Een kwartier stil staan en terug kijken. Het is een zeer belangrijk onderdeel van hun spirituele leven. Stil staan bij hoe was God in mijn wereld, in mijn leven de afgelopen dag.
Vooraf: tot rust komen. Dan de volgende stappen.

Wat was er goed, wat bouwde op, gaf levenskracht? Dat overdenken, herkauwen,
opnieuw beleven, nagenieten. God daarbij betrekken. Niet te veel praten, in stilte genieten.

Wat was er aan onrust, gedoe, wat je niet begrijpt
.

Wat kun je van de dynamiek, de beweging van de dag meenemen.
Spijt betuigen
(kort). God het spijt me, meer niet.

De dag van morgen: voornemens maken.

Het is niet nodig alle stappen iedere dag door te lopen. Wel beginnen bij wat goed was. Blijf je het hele kwartier daar mee bezig, dan is het ook goed.

 

Vesper

We sluiten af met een vesperviering. Daarin een citaat uit: “Nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943”.

7 augustus 1941
Slotwoord van deze dag: het leven is goed, hoe dan ook.
Bij een of andere oude stam bestond de gewoonte, dat men aan het eind van iedere dag een zwart of wit steentje in een vaas deed, al naarmate de dag slecht of goed geweest was. Een zinnige gewoonte. Aan het eind van iemands leven keerde men dan de vaas om en men kon constateren of het een gelukkig of ongelukkig leven geweest was.

In plaats van dat ritueel met die steentjes zou ik aan het eind van iedere dag in dit schrift kunnen schrijven: het leven is mooi of beroerd of moeilijk of verrukkelijk  enz. Ik zal dat een een maand lang doen. Wel spannend hoe het af loopt.

Na donderdag half twaalf, 7 augustus 1941 schrijf ik vol overtuiging: het leven is goed.

Groningen, 24 november 2013
Renier Halsema