Innerlijke ruimte

 

Maar zulk een 'binnenkamer', zulk een innerlijke ruimte waar Hij kan wonen en waar ook de kleinste telt, evenals het kleinste in onszelf: zulk een ruimte is er níet vanzelf in ons leven. We moeten deze ruimte zelf reserveren en inrichten. Het is een plek van stilte in ons leven: waar we onze ervaringen binnen brengen en laten bezinken. Een plek waar alles wat in ons leeft of leven wíl, wordt gezien en áángezien. Waar we de vreugde en de geluksmomenten tot ons laten doordringen, maar ook de spijt en de moeite van ons leven, er – voorlopig zonder oordeel – naar kijken, en er vertrouwd mee worden. Láter kunnen we er dan weer wat mee dóen, als we willen, maar nu krijgt op die plek van stilte alles in ons eerst de ruimte. Hier vindt het gesprek met de ziel plaats. En de meditatie. En het gebed. Hier meldt zich ons verlángen, onze hoop. Alleen hier ook kan ook onze líefde wortel schieten. Alles van ons leven komt hier weer naar boven en kan een vraag aan ons stellen. Het is de plek van onze diepste gevoelens en van ons diepste weten, van ons ge-weten ook. Hier, in de stilte en rust van deze innerlijke ruimte, kunnen we volstrekt eerlijk worden tegenover onszelf. In haar dagboek schrijft Etty Hillesum:

  “Veel van wat je doet is toch imitatie of ingebeelde plicht of valse voorstelling van hoe een mens
    moet zijn. De enige zekerheid hoe je moet leven en wat je moet doen, kan toch alleen maar
    opstijgen uit die bronnen die daar bij jezelf in de diepte borrelen”.

 

De vraag aan ons is dan: hoe staat het met die bronnen in onszelf? Borrelen ze? Staan ze droog? Zijn ze verstopt geraakt? Is er in ons leven zulk een plek van stilte bij de bron? In ieder geval heeft deze innerlijke ruimte in veel kérken weinig aandacht gekregen. Wel was er in de protestantse kerken en gezinnen vaak de dagelijkse bijbellezing en het gebed, en was er in de rooms-katholieke kerkelijke opvoeding het morgen- en avondgebed, het gebed voor en na tafel, het lof en het 40-urengebed, en was er in het leven van religieuzen en priesters het getijdengebed. Maar waarschijnlijk was er in dit alles toch te weinig de terugkoppeling naar wat er in ons binnenste allemaal al gaande was: onze dagelijkse ervaringen van geluk en vreugde, van verdriet en teleurstelling, van gemis. Niet voor niets is er nu zoveel behoefte naar wat 'spiritualiteit' is gaan heten. Maar wat ís dat dan: spiritualiteit? Spiritualiteit is juist die aandacht voor wat er binnen in ons gebeurt, aandacht voor onze beléving van het leven, onze geestelijke, innerlijke, groei. – Of ook het uitblijven daarvan. Niet voor niets gaan zoveel genezingsverhalen in de bijbel over het genezen van ogen en oren, van ons  horen en zien en – bij de bezetenheid –  genezen van wat ons van binnen bezet houdt. Merken we dat niet ook zélf: dat we vaak niet echt hóren en zíen en van binnen bezet zijn? Dan staan onze antènnes niet open. Dan zijn we niet ontvankelijk. Dan zitten we verstopt. Pas als daar aandacht aan besteed is, komen we weer open. Open voor iets wat ons goed doet. Maar ook open voor een appèl. Wat in de laatste eeuwen veel aan bod is geweest in de kerken is de moraal: de uitleg van de bijbel en het evangelie in de richting van hoe je moet leven en handelen. Maar veel te weinig kwam aan de orde hoe je daar ópen voor kunt komen, hoe je daarin kunt gróeien. De kerk liet lange tijd iets liggen waar Jezus en de profeten juist wél oog voor hadden: dat het aankomt op onze innerlijke ontvankelijkheid en op wat er leeft in ons hárt: dáár komt ons gedrag uit vóórt. Een mens moet dus zorg besteden aan wat er omgaat in zijn binnenste. De mooie en gelúkkige belevingen hebben het nodig dat ze áángekeken worden en aandacht krijgen van ons – zoals bijvoorbeeld die bijzondere beleving van de jonge Nescio daar in Artis .Maar ook de dónkere en cynische gevoelens in ons hebben aandacht nodig. Als we er geen tijd aan besteden komen ze later onverhoeds naar boven en werken ze als stoorzender of zelfs destructief. Als we er wél tijd aan besteden, komen ze tot rust en komt er weer ruimte vríj in ons. – Oók ruimte voor de ander.

 

Gedeelde ruimte

 

Want het zal duidelijk zijn: innerlijke ruimte en ruimte voor de ander hangen met elkaar samen. Als er ínnerlijke ruimte in ons groeit, krijgen we ook ruimte voor het verhaal en de situatie van ánderen. Het contact met mezelf en met de bron van mijn leven: dat is de ruimte waarin ik ook de ander kan opnemen. Hoe zou ik echte belangstelling kunnen hebben voor een ander, als ik te weinig aandacht besteed aan wat er leeft in mij zelf? Van binnen ruimte maken voor ons zelf: zijn niet velen van ons nog dagelijks bezig om dat te leren? Maar, als deze ruimte in mij  groeit, word ik een 'open' mens. Dan hoor en zie ik graag iets van een ander, en dan déél ik ook graag iets met een ander, want dan heb ik iets óver. Iemand die ruimte gemaakt heeft in zichzelf, is meestal ook actief en vruchtbaar voor anderen. Je kunt dit heel goed zien aan grote geestelijke voorgangers en heiligen en mystieken van vroeger, maar evengoed aan mensen van onze tijd zoals paus Joannes, Nelson Mandela, Etty Hillesum, Vaclav Havel, Barack Obama.. Zij voelden en voelen heel scherp aan waar mensen nood aan hebben. Zij zijn immers voortdurend ook met hun eígen ziel in gesprek geweest. 

 

Het is vanuit dit gesprek met de eigen ziel dat er geloofsvernieuwing en geloofsverdieping op gang kan komen in ons. Ik denk dat dit pas de echte kerkvernieuwing is waar we naar uitzien. Was dít niet ook de inzet van het Tweede Vaticaans Concilie: het geloof en de kerk dichter bij het leven van de mensen brengen, en het geloof dieper in ons laten wortelen, het laten wortelen in ons hart, en in onze eigen levenservaring? Het gaat hier werkelijk om een ándere manier van omgaan met onszelf, met elkaar en met God. Bezinnender, stiller, eerbiediger. Het gaat om een leven 'vanuit het binnenste van de ziel', zoals Eckart zegt. Maar dan, dan kunnen ook de aloude bronnen van ons geloof  weer gaan stromen. Immers, als onze antennes weer open zijn gekomen, kunnen bijbelse verhalen ons weer raken, evenals verhalen van mensen van nu. Omgekeerd zetten deze verhalen ons zelf óók weer op een spóór, maken ze nieuwe ervaring in ons mogelijk. Zo is er een wisselwerking tussen wat er binnen in ons zelf gebeurt en wat er aan inspiratie van buitenaf naar ons toe komt.

 

Wat is mijn conclusie hieruit? Een kerkgemeenschap? Graag! Als die me maar uitnodigt om er óók met mezélf te zijn. Een ruimte die we met anderen delen, ook geestelijk? Graag! Het is voor ons van levensbelang. Een plek waar we onze ervaringen, ook onze ervaring met God, kunnen delen met anderen en erover in gesprek kunnen gaan. Zoals we dat ook vandaag doen. 

 

Als we maar nooit vergeten dat een tempel of een kerk op zích nooit een garantie zijn dat er van God uit iets met ons gebeurt. Daar zijn de profeten en Jezus duidelijk genoeg over: mensen kunnen naar de kerk gaan en 'Heer, Heer' roepen, maar tegelijk kan hun hárt ver van God weg zijn. Het duidelijkste teken daarvan is als mensen hun hart of hun gemeenschap gesloten houden voor de broer of zuster. Hoe zou hun hart dan open kunnen staan voor God? De joodse denker Emmanuel Levinas benadrukt daarom dat zowel de gedeelde ruimte als ook onze innerlijke ruimte geen hermetisch gesloten ruimtes mogen zijn. Ze moeten iets houden van een 'loofhut', een beetje primitief, een beetje open naar alle kanten.  Immers, in beide ruimtes kan zich opeens en onverhoeds de 'ander' melden. De 'ander' in wie vaak tevens de 'Ander' met een hoofdletter schuil gaat.

 

Ik wil eindigen met een gebed van Dag Hammarskjöld. Een God-zoeker en politicus die als secretaris-generaal van de Verenigde Naties een indrukwekkende stilteruimte, een 'plek voor God', heeft ingericht in het gebouw van de Verenigde Naties in New York. Zou hij dat gekund hebben als hij niet  heel zijn leven lang een plek voor God had vrijgemaakt in zijn binnenste?

 

Gij die boven ons bent,
Gij die een van ons bent,
Gij die bent
ook in ons,
mogen allen U zien – ook in mij,
moge ik Uw weg bereiden,
moge ik dan dankbaar zijn
voor alles wat mij ten deel valt.
Moge ik dan niet vergeten
de nood van anderen.
Bewaar mij in Uw liefde
zoals Gij wilt dat allen
in mijn liefde blijven. 

Moge alles in dit mijn wezen
U tot eer zijn,
en moge ik nooit wanhopen.
Want ik ben in Uw hand,
en in U is alle kracht en goedheid.                   

 

Ben van der Maas