We zijn hier bij elkaar omdat we iets missen.

In het verleden hield Pater Loed Loosen bezinningsavonden waaraan veel mensen goede herinneringen bewaren.

Zei iemand van 25 na afloop van zo’n avond: ‘die man zei dingen die ik ook dacht en waarvan ik dacht dat ik ze niet mocht denken. Bevrijdend was dat. Een nieuwe kijk op de bijbel: hij gaf het verband aan van de teksten uit de bijbel met je concrete geleefde leven. Daar kon ik mee verder.’

We missen die avonden; en die bezinningsdagen, waar je je samen boog over wat er in het leven toe doet, zo’n rustplek, zo’n vluchtheuvel, waar ruimte is ook voor kritische vragen, waar we luisteren naar elkaar; waar trouw is aan de traditie van de kerk, - als die ook vernieuwd mag worden - waar telkens een nieuwe loot mag opschieten uit een oude tronk. Waar wij onszelf mogen zijn. 

Vandaag kijken we of er een draagvlak is voor een leerhuis, en welk aanbod aansluit bij de vragen die u stelt. Ik mag een warming up doen, maar maakt u zich geen zorgen: u mag er rustig bij blijven zitten. Ik wil u een paar gedachten voorleggen, ook rond het boek van Loed Loosen: ‘Het derde Testament’. En als, wat ik zeg, vragen oproept, des te beter: daar is straks alle ruimte voor.

 


 

GELOOF en TELKENS OPNIEUW GELOVEN

 

Eerst een beeld.

Maaike is twee en een half jaar. En dit zijn haar schoentjes. Het is al haar vijfde paar. Maar ja, ze groeit en straks krijgt ze weer nieuwe schoenen, want anders gaan ze knellen, dan passen ze niet meer. En ze kan toch niet op blote voetjes door het leven? Ooit een kind de kamer zien rondlopen met de schoenen van mamma of pappa aan? Komisch gezicht, toch? Ooit gelopen in te kleine schoenen? Dat zit niet lekker, dat gaat wringen. Dat werkt beklemmend.  

Heeft u zo wel eens nagedacht over geloven?

HET GELOOF bestaat niet, er zijn gelovige mensen. En die groeien, worden volwassen, doen levenservaring op, gaan soms door diepe dalen. En - als het goed is - groeit hun geloof met hen mee, wordt het volwassen, wordt het beproefd, door verdriet dat je overkomt maar ook door dankbaarheid voor wat je gegeven wordt en als een geschenk uit de hemel ervaart.

Je kunt het wetenschappelijk ver geschopt hebben terwijl je geloof in de kinderschoenen is blijven staan. Dat komt voor. Dat de groei van je geloof geen gelijke tred heeft gehouden met wat je meemaakt en doormaakt, met je ontwikkeling. (Dan hoor je een Russische astronaut, toch de domste niet, zeggen dat hij daar in de ruimte God niet heeft gezien.)

Maar als dat bij gelovige mensen het geval is, dan kan er een spanningsveld ontstaan tussen de leer van de kerk, de taal van het geloof, en je concrete leven, de keuzes die je maakt, de manier waarop je in het leven staat. De antwoorden die het geloof je aanreikt passen niet meer bij de vragen die bij je opkomen.

Nu kun je die vragen verzwijgen - ook al knellen je schoenen - maar je kunt ze ook toelaten en er met anderen over praten.

Vragen als: wat zeg ik eigenlijk als ik bid: ik geloof in God de almachtige Vader… Almachtig? Hoezo? Of als ik hoor praten over de goddelijke werkelijkheid. Of Jezus is de Zoon van God. Of: wat is dat: opgestegen ten hemel. En: Hij zal wederkomen in heerlijkheid.

Als die woorden je hart niet meer raken, je geloof niet verwoorden, is het de vraag of de schoenen van je geloof nog passen; is het de vraag of je niet moet beseffen dat je geloof een proces is, dat het groeien kan, veranderen kan, ontwikkeld kan worden.

 

Loed Loosen zegt het zo: 

Geloven in de God van Israël - en dat proberen we toch in het voetspoor van Jezus - heeft (namelijk) te maken met telkens weer wegtrekken uit al datgene wat eigenlijk niet bij ons thuis­hoort. Geloven wil zeggen: het hoeft niet te blijven zoals het is, het kan ook anders. Maatschappelijk, maar ook in je per­soonlijke leven. De gevestigde orde heeft niet het laatste woord.

We hoeven niet eeuwig de gevangene te blijven van onze angst - en we weten van onszelf dat angst vaak een grote rol spee­lt. Je hoeft niet een leven lang geblokkeerd te blijven door iets moei­lijks in je jeugd - ook al zul je de pijn ervan blijven voe­len.

Ook maatschappelijk hoeven we niet voorgoed de gevan­genen te zijn van struc­turen die in feite slachtoffers maken. Het kan ook anders. De verstarring kan worden doorbro­ken.


 

Maar wanneer en waar krijg je daar de ruimte voor? Hoe lukt je dat: loslaten wat niet meer bij je past, wat eigenlijk niet bij je hoort. Loslaten doet zeer.

Toen de ziekte van Loed Loosen, kanker, zo ver gevorderd was, dat het eind van zijn leven in zicht kwam vertelde hij me:

In Deventer (hij heeft daar 12 jaar gewoond) staat er een huis aan de kade en daar staat een naam op: ‘Linquenda’. (Dat is Latijn. En het betekent: wat we achter moeten laten.)

Linquenda - zei hij - : dat begrijp ik nu pas goed. Alles moet je achter laten - hij zei het niet bitter, maar sereen- zo is het nu eenmaal en het is goed zo.

En, zei hij, met een mengeling van realisme, humor en geloof: De Heilige Geest blijft in de buurt - vraag me niet hoe - maar daar vertrouw ik op.

De Heilige Geest blijft in de buurt…

Loslaten en toch blijven vertrouwen. Je gedragen weten. Een levenskunst.

 

Ik citeer Loed nog een keer:

‘Als er niet zo ontzettend veel mensen waren geweest die mij hun vertrouwen hebben gegeven en mij trouw zijn gebleven dan had ik het niet gered.’

We hebben elkaar nodig. Daarover denken we vandaag na. Vanuit de vraag: hoe blijf ik temidden van het vele dat op ons afkomt in de buurt van wat mij innerlijk inspireert en kracht geeft om vol te houden en door te gaan? Zodat we ons niet laten verlammen en moedeloos laten maken door wat tegenvalt. Ook in de Kerk. En hoe kan ik dat met anderen delen? En hoe geef je dat door? Ik kom daar straks op terug.

Even terug naar dat Linguenda. Loslaten.

• Abraham ga op reis. Laat alles achter en ga op reis, naar het land dat ik je wijs, een onbekende toekomst tegemoet. Daar is lef voor nodig. Om alles los te laten.

• Het Joodse volk dat wegtrekt uit slavenland Egypte en de woestijn door moest, zonder vastigheid, zonder de gegarandeerde vleespotten die zij in Egypte hadden. Maar ze wilden vrij zijn en niet geknecht, ze trokken weg uit wat niet bij hen hoorde. Een penibele tocht.  

Die hebben dat dus ook meegemaakt…

 

Weet u, dat loslaten kan je duizelig maken.

Als wat je meemaakt bij kerk en geloof je teleurstelt, als je je er niet meer bij thuisvoelt, dan raak je in een soort vrije val.

 

Een vrije val.

Weet u wat dat is?

de spanning totdat de parachute opengaat.
de angst: stel je voor dat…
als je geen grond meer onder de voeten hebt

vrije val

als je alle zekerheden loslaat
als je al tastend of al maaiend met je armen
niet weet waar je het zoeken moet

Weet u hoe een adelaarsjong leert vliegen?
Dan neemt de adelaar het jong mee hoog, hoog in de lucht
en dan laat hij het jong vallen. In de ruimte.

En ofwel de kleine vogel slaat zijn vleugels uit, beseft: ik moet vliegen,
ik kan het, ik doe het, en het gáát …!!

ofwel de kleine vogel raakt in paniek, verliest zich in de ruimte en valt als een baksteen naar beneden, maar dàn duikt de grote adelaar onder het jong, en vangt hem op, op zijn vleugels, neemt hem weer mee hoog in de lucht en gooit hem weer op, tot hij vliegen kan, op eigen kracht.

Want daar gaat het om: dat je kunt vliegen op eigen kracht.

Je hebt het idee dat je alles hebt losgelaten en toch… besef je wat er staat in dat lied:  

Die mij droeg op adelaarsvleugels
die mij hebt geworpen in de ruimte
en als ik krijsend viel mij ondervangen
met uw wieken en weer opgegooid
totdat ik vliegen kon
op eigen kracht.

 

Luistert u naar dit lied, u mag het ook meezingen. En denkt u nog even aan dat zinnetje: de Heilige Geest blijft in de buurt, daar vertrouw ik op.


 

Geloven doe je niet alleen. Zoals je niet als een eenling door het leven gaat. Zodra vragen er werkelijk toe doen, heb je elkaar nodig; de gemeenschap van gelovigen, waarin we elkaar vasthouden, overeind helpen, proberen een zegen te zijn voor elkaar.

Zoekende mensen, samen onderweg, die het volhouden om dapper door te gaan, soms dank zij de Kerk, soms ondanks de Kerk. Want niets menselijks is de kerk vreemd.

Soms vormen die al te menselijke kanten van het Instituut, het altijd weer opduikende machtsdenken, een bekoring om de kerk dan maar de rug toe te keren.

Niet doen, zou ik willen zeggen. Want ook mensen die kritisch-loyaal zijn, hebben recht op een plek in de Kerk. En het kan u niet verbazen dat ik als Jezuïet erbij zeg: denkt u ook aan de heilige Ignatius van Loyola, de stichter van de Societeit van Jezus, de orde waartoe ik behoor. In zijn levensverhaal staat dat hij, toen hij met plannen rondliep om de goedkeuring van de heilige stoel te vragen voor het oprichten van de jezuïetenorde, door de duivel bekoord werd om het niet te doen.

En hij zou toen aan de duivel geantwoord hebben:

Ik ben om jou niet begonnen, ik zal om jou ook niet ophouden.

Een wijs woord.

Ik ben me in deze rooms katholieke kerk niet thuis gaan voelen vanwege deze of die uitspraak, van een bisschop of een paus, of vanwege de strakheid of soepelheid van dit Instituut, maar mijn motivatie zit dieper, waar ik mij aangeraakt weet door de Stem van God, door het Geheim van het leven, door de Schepper, van wie ik er mag zijn;

die mij helpt om te leren vliegen op eigen kracht.
Om te worden zoals ik bedoeld ben, mijzelf te zijn, mijn eigen ervaring au serieux te nemen, en me niet te laten aanpraten dat ik mijn geloof vorm dien te geven op een uniforme standaardmanier.

Maar dat respect voor mijn onvervreemdbare eigenheid, hoeft niet te betekenen dat ik het allemaal zelf uit moet zoeken.

Alleen, dan wil ik niet benaderd worden op de manier van: zo moet je dat denken en doen, en niet anders.

De Algemene Overste van de Jezuïeten in Rome, Pater Nicolas, - gekozen in februari van dit jaar - die de helft van zijn leven in Azië heeft gewerkt, in China en Japan, schreef aan ons, zijn medebroeders vorige maand een lange brief; daarin staat ook:  

‘En dan nog iets, dat ik in Azië heb geleerd: zaken niet op een star dogmatische manier naar voren brengen, ongeacht met wie je spreekt, zeggend: ‘Dit is de waarheid en als je het niet begrijpt, geef ik je wel wat lessen, zodat je het kunt begrijpen’.

Je moet zaken zó naar voren brengen dat mensen worden geholpen en kunnen groeien. Dat vraagt het vermogen te veranderen, te bewegen en niet je eigen beperkte begrip te verabsoluteren.’

Je kunt groeien als er niet gedacht wordt vanuit leerstelligheden, maar vanuit onze eigen situatie, vanuit onze eigen levensvragen en ervaringen.

Maar onze eigen ervaringen alleen zijn niet toereikend.

Daarom het volgende.


Een aantal jaren geleden is er een groot fotoboek verschenen dat als titel had: Family of man. Er staan foto’s in van mensen overal in de wereld. Kinderen die spelen, op straat in Brooklyn, of in een woestijn.

Of op een boerenerf. Want kinderen die spelen die zie je overal, nu en vroeger. Dat is herkenbaar. Zo staan er ook foto’s in van bruidsparen, van mensen die feestvieren, van mensen die verdrietig zijn en huilen, van mensen die een dode begraven, van mensen die in aanraking komen met geweld. Van mensen die bidden. Maar waar ze ook vandaan komen, hoe verschillend ook, het zijn allemaal mensen, waarin we onszelf kunnen herkennen.

Heeft u zo wel eens naar de bijbel gekeken?

 

Niet voor niets ligt hier een prachtige oude Bijbel. Uit 1747. Hij was van Loed Loosen. Die is mij heel dierbaar, zei hij, daarom geef ik hem aan jou.

 

De bijbel is mij heel dierbaar en daarom geef ik hem aan jou…

Zo is dat generatie na generatie gegaan…

De bijbel was Loed inderdaad heel dierbaar. Hij vond er troost in, herkende erin zijn eigen levensverhaal, zijn barre tocht door de woestijn van zijn ziekte. Hij vond er steun in want dit heilige boek, wist hij, was gestolde gelovige levenservaring, van mensen zoals wij, die los moeten laten wat hen beknelt, die telkens opnieuw moeten beginnen, die door moesten leven terwijl ze het liefst bij de pakken gingen neerzitten.

 

Telkens opnieuw beginnen. Weet u, Loed vroeg mij: leg deze bijbel bij mijn uitvaartdienst op mijn kist. Open. Bij Jesaja 11. En weet u wat daar staat?

‘Want daer sal een rysje voortkomen uyt den afgehouwenen tronck Isaï
ende een scheute uyt syne wortelen sal vrucht voortbrengen.’

Hoort u dat: een nieuwe loot aan een oude stronk, een nieuw begin. Nieuw leven. De hoop van een mens die sterven gaat. Een tekst vol belofte, die verwijst naar de komst van de Messias. 

Een tekst die Loed zo dierbaar was, omdat Hij ervan overtuigd was:

je kunt alleen zicht krijgen op wie Jezus is, vanuit zijn Joodse wortels, vanuit alles wat er geschreven staat in het eerste testament: het begin van het grote verhaal van God met de mensen.

 

Loed besefte dat hij in dat verhaal ook zijn plaats had, vergankelijk was, maar zich mocht toevertrouwen aan de Trouw van onze God.

Want alles gaat voorbij, maar Gods Woord, de Stem die gesproken heeft, - Zijn woord van trouw - houdt het uit van geslacht op geslacht.

De tekst van de bijbel geeft zich echter niet zomaar gewonnen. Wil je doordringen tot waar het eigenlijk omgaat, dan vraagt dat om aandachtig lezen, samen met anderen lezen, goed kijken wat er staat en gaandeweg ontdekken waarom het aan ons is doorverteld; pas als het moment is gekomen van de schok van de herkenning, hebben we begrepen wat er staat:

dat het een boek is niet om te lezen, maar om van te leven. En precies dat heeft Loed duidelijk willen maken met zijn boek: Het derde Testament.

 

Hij wilde zijn lezers gevoelig maken voor het mysterie van onze God.

En bescheiden formuleerde hij dat zo:

je kunt in je leven wel iets op het spoor komen van Gods bedoelingen met ons leven als mensen met elkaar. Ons leven, met altijd weer die vraag:

Hoe is uw Naam, waar zijt Gij te vinden?

 

Intermezzo: lied.

HOE IS UW NAAM (ps.103 III)

Hoe is uw naam waar zijt Gij te vinden
eeuwige God, wij willen U zien
Geef ons vandaag een teken van liefde
Eeuwige God, wij willen U zien
geef ons vandaag een teken van liefde
Want wat de hemel is voor de aarde
dat is uw liefde voor hen die geloven
Geef ons vandaag een teken van liefde

Gij, de vergeving van alle zonden
recht en gerechtigheid voor deze wereld
Gij, de vergeving van alle zonden
geef ons vandaag een teken van liefde
Gij kent ons toch, Gij zult niet vergeten
dat wij uw mensen zijn, Gij, onze God
Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden
eeuwige God, wij willen U zien
Geef ons vandaag een teken van liefde.
 

 


HET BOEK VAN LOED LOOSEN: HET DERDE TESTAMENT

 

Wat bracht hem ertoe om “Het derde Testament”te schrijven?

Loed werd ziek en kon geen afspraken meer maken want hij wist niet of zijn zwakker wordende gezondheid het toeliet om een afspraak na te komen.

Toch hij wilde zo graag zijn overtuiging, zijn liefde voor de Schrift overdragen. En zo is hij begonnen met dit boek, niet wetende of hij het af zou maken. Het is dan 2004. En bij een second opinion in Rotterdam had een dokter over zijn levensduur gezegd: u moet er rekening mee houden dat u misschien het eind van het jaar niet haalt. Dat was een klap voor hem. En toch heeft hij doorgeschreven, het boek afgemaakt, maar als u dit weet, en u leest een zinnetje als: er zijn dingen die ongevraagd op je levenspad komen…dan beseft u wat er in hem is omgegaan. Wat er staat heeft hij niet zomaar geschreven. Maar tussen de chemokuren door. 

Het boek is uitgekomen. Loed heeft zelfs nog genoten van het bericht dat er een tweede druk kwam, omdat de eerste oplage was uitverkocht.

Hij is gestorven op 20 december 2005, dankbaar, zoals hij zei, dat hem een extra jaar geschonken was.

 

Wat zei hij zelf over zijn boek?

De verhalen van die beide Testamenten houden we in ere, niet omdat ze ons informeren over het verleden, maar omdat ze nog steeds licht kunnen werpen op ons eigen leven nu. De Bijbel gaat nameljk niet over vroeger, maar wil ons de ogen openen voor wat er aan de orde is in de realiteit van ons geleefde leven vandaag. In die zin kun je zeggen: we komen zelf in die verha­len voor.

De Bijbel reikt ons een aantal beelden en sleutelwoorden aan, die ons kunnen helpen om de betekenis van ons eigen leven te leren ver­staan.

Daarom gaat het uiteindelijk niet om het Eerste en Tweede Testament, maar om de vraag hoe die oude verhalen doorwerken in onze tijd en hoe ze ons beïnvloeden bij het schrjven van onze eigen levensverhalen.

Want wij mogen het bijbelverhaal als het ware verder schrijven. Ik zou dat het Derde Testament willen noemen.

De tekst van de Bijbel ligt vast. Zwart op wit. Al eeuwen lang. De Schrift is afgesloten. Maar dat mensen ook in onze dagen iets op het spoor komen en ervaren van het Mysterie van God, dat is allesbehalve afgesloten. Openbaring gaat nog steeds door.

De tekst van het Pinksterverhaal ligt vast. Maar dat wil niet zeggen, dat sindsdien de Heilige Geest niet meer in onze geschiedenis werkzaam is. De Bijbel is geen gesloten Boek, maar zet ons op weg naar het vervolg ervan in onze tijd. Als er dus geschreven staat: "het geschiedde in die dagen", dan wil dat zeggen: "het kan gebeuren in onze dagen".

Zonder dat Derde Testament blijven de eerste twee eigenlijk een dode letter.

 

Daarom gaat hij telkens als volgt te werk.

Eerst geeft hij een tekst, uit het eerste of tweede testament. En maakt duidelijk wat daar staat. Zorgvuldig en aandachtig lezen. Wat valt je op, waar blijf je bij haken, wat betekent dit of dat woord?

De tekst laten spreken.

 

Maar daarna komt de tweede stap: waarom wordt ons dit verteld?

Maken wij dat ook mee? Kan deze tekst ons bemoedigen, troosten, inspireren? En dit gedeelte moedigt ons aan, om ons eigen verhaal te leggen naast de verhalen uit de Schrift: want ook wij komen voor in het grote verhaal van God met de mensen. En dat laatste noemt hij dan ook, het derde testament.

 

Zulke avonden zouden op het programma van het Leerhuis kunnen staan, als u dat een goed idee vindt.

 

Loed had nooit zelfverzekerde, flinke woorden als hij met eerbied sprak over God. Hij had er weet van dat wij mensen steeds weer bekoord worden om ons geloof te laten verworden tot leerstelligheid.

Daarom probeerde hij telkens weer, met welgekozen woorden, ons gevoelig te maken voor de Schrift, voor het leven dat daar in doorklinkt.

Geef het leven de kans om je te laten ontdekken wat er bedoeld wordt met dat woordje: God. Het leven. Want, zei hij, wij blijven altijd leerlingen van het leven, tot aan onze dood.

Hij deed dat met grote eenvoud, had niet de pretentie weidse vergezichten te openen, maar zei:

ik ben gelukkig als ik hier en daar een raampje open mag zetten, dat er licht en leven binnen kan komen. Dat er weer uitzicht voor mensen komt en perspectief.

 

 

Wat zei hij zelf over dit boek?

“In mijn jarenlange bezinningswerk heb ik altijd geprobeerd om twee kanten van ons leven bij elkaar te houden:

enerzijds proberen open te staan voor het beroep dat het leven op ons doet. En daar niet voor weg lopen. Geloven is namelijk ook: gehoor geven aan wat er van ons gevraagd wordt.

Dat staat symbolisch samengevat in de Tien Woorden.

Daarbij heb ik altijd benadrukt, dat we het Mysterie van God nooit te zien krijgen. Je kunt dat nooit fotograferen.Maar je kunt in je leven wel iets op het spoor komen van Gods bedoelingen met ons leven als mensen met elkaar.

Je hebt geen gestalte gezien, er was alleen maar een stem.

Voor mij een voorkeurstekst. Niet voor niets is dat het eerste hoofdstuk van mijn “Derde Testament.”

Van de andere kant: in mijn retraites, bezinningsdagen, weekends, cursussen etc heb ik proberen door te geven van wat ik zelf steeds meer ben gaan zien als iets dat voor mijzelf belangrijk is geworden:

naast ons engagement is er ook inkeer nodig, stilte, bezinning, je binnenkant niet verwaarlozen, goed luisteren naar wat er nu eigenlijk omgaat in jezelf.

Want als je stil wordt, dan hoor je iets. Niet voor niets heb ik in mijn boek ook een hoofdstuk gewijd aan “gebed”.

Vandaar de keuze uit het evangelie over Jezus die de inkeer en de stilte zoekt. Dat had hij kennelijk ook nodig.

Daarom ben ik – zeker vanaf mijn periode in Deventer (1979 - 1992) steeds meer bezig geweest met spiritualiteit, zeg maar: de belevingskant van het geloof.

Mijn aandacht ging naar de vraag: “hoe blijf ik temidden van het overstelpend vele dat op ons afkomt, in de buurt van wat mij innerlijk inspireert en vitaliseert? Zodat we ons niet laten verlammen door wat tegenvalt. Ook in de Kerk. En hoe kan ik dat met anderen delen? En hoe geef je dat door?

Dat heb ik geprobeerd in de bezinningsdagen, de leerhuizen in Heerenveen, voor de Raad van kerken in Haren, in Groningen, op de pastorale school, in Noord- Groningen, in Oost-Groningen. enz.

Tot mijn verwondering werd daarbij gaandeweg de bijbel steeds meer een geweldige bron. De zeggingskracht van de oude verhalen was groter dan ik vroeger wel gedacht heb. Mede doordat ik van anderen geleerd heb, dat je de bijbel “met nieuwe ogen”kunt lezen. Maar ook daarbij ging ik steeds meer merken: je moet de “exegese”(uitleg van de tekst) in de buurt houden van de “spiritualiteit”(hoe je in het leven staat). Want bijbelkennis op zich blijft koud en afstandelijk.

Ik heb aan het daarmee bezig zijn veel vreugde beleefd. Ik was graag “leraar”. Maar dat kun je alleen maar zijn, als je zelf ook leerling blijft. Je bent tot je dood leerling van het leven.

Ik was natuurlijk dankbaar, dat dat mij ook wel lag.

Ik heb in mijn leven dingen mogen doen, die in het verlengde lagen van mijn eigenheid en van mijn mogelijkheden. Dat is geen “prestatie”, want het wordt ons gegeven dat je mag geven.

Dat neemt niet weg, dat mijn leven – zoals dat van ieder – ook moeilijke periodes heeft gekend. Niemand krijgt het cadeau. Maar ik heb o.a. via de Bijbel geleerd, dat een crisis in je leven ook de poort kan worden naar iets nieuws.

En wat ook belangrijk is: als er niet zo ontzettend veel mensen waren geweest die mij hun vertrouwen hebben gegeven en mij trouw zijn gebleven, dan had ik het niet gered.

 

Als wij elkaar dat vertrouwen geven, kunnen wij dan samen werken aan de toekomst van de Kerk? Kunnen wij dat? Als wij erop vertrouwen dat de Geest van God in de buurt blijft en ons het elan geeft en de veerkracht, dan kunnen wij met overtuiging zeggen”: Yes! We can.

Dat is de hoop, het diepe vertrouwen, dat er op die oude tronk van het verleden, iets nieuws kan gaan groeien..

En dat vertrouwen spreken we nog eenmaal uit in het lied:

Die mij droeg op adelaarsvleugels.

 

Die mij droeg op adelaarsvleugels
die mij hebt geworpen in de ruimte
en als ik krijsend viel mij ondervangen
met uw wieken en weer opgegooid
totdat ik vliegen kon
op eigen kracht.

 

Leerhuis Stad en Ommelanden zaterdag 8 november 2008. T.Bakels S.J.